Betekenis komen

1) een plaats bereiken Voorbeelden: 'Je komt op het juiste moment.', 'op bezoek komen', 'De buurman kwam ons vertellen dat hij gaat verhuizen.' 2) in genoemde omstandigheid komen Gevonden op Bekijk de betekenis van komen, uitgelegd met behulp van 39 definities, diverse voorbeeldzinnen en synoniemen.
    Betekenis komen komen na ww + vz: volgen onoverg. ww: I'll go first, and you can follow. follow vi (come next after sth) (iets) komen na ww + vz: volgen onoverg. ww: What follows is an example of how not to proceed. follow vtr (sequence: come after) volgen op ww + vz: komen na ww+vz: In the Cyrillic Alphabet, B follows A. learn vtr (ascertain.
betekenis komen

Aankomen

Conjugation of aankomen (strong class 4, irregular, separable) infinitive: aankomen: past. aankomen, bereiken : John got to Cambridge at about five o'clock. flesh out vi phrasal (become plumper) (gewicht) aankomen onoverg. ww: voller worden bn+ww: Once she began receiving regular meals, her once-bony face fleshed out and softened her look. gain weight (US), put on weight (UK) vtr + n (get fatter, heavier) (in gewicht.
    Aankomen aankomen - English translation of aankomen from Dutch from the dutch-English Dictionary - Cambridge Dictionary.
aankomen

Naderen

NADEREN - English translation of NADEREN from Dutch from the Dutch-English Dictionary - Cambridge Dictionary. Find all translations of naderen in English like close in, approach, near and many others.
  • Naderen de·ren Vervoegingen: naderde ( enkelv.) Vervoegingen: heeft genaderd () dichterbij komen Voorbeelden: 'de naderende feestdagen', 'We naderen station Utrecht.'.
  • naderen

    Arriveren

    arriveren: gerund: arriveren n: present tense past tense; 1st person. Arriveren translated from Dutch to English including synonyms, definitions, and related words. Arriveren NL: arriveren; U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`. Voltooid deelwoord: gearriveerd: Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) ik arriveer jij arriveert hij arriveert wij arriveren jullie arriveren zij arriveren: Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) ik heb gearriveerd jij hebt gearriveerd hij heeft gearriveerd.
    arriveren

    Ter plaatse zijn

    Ter plekke heeft soms, meer dan ter plaatse, de betekenis ‘op die plaats en op dat moment’ en ‘op dat moment, meteen’. (1) Ze zagen zich genoodzaakt ter plaatse / ter plekke te overnachten. (2) Na de val is de man ter plaatse / ter plekke overleden. (3) Hij nam ter plaatse / ter plekke het besluit om op te stappen. Ter plaatse en ter plekke zijn synoniemen van elkaar. De betekenis is ‘op de bedoelde plaats, op die plaats, op een bepaalde plaats'. Ter plekke heeft soms, meer dan ter plaatse, de betekenis ‘op die plaats en op dat moment' en ‘op dat moment, meteen'. We moesten ter plaatse / ter plekke blijven totdat de orkaan voorbij was.
  • Ter plaatse zijn (3b) Zowel de minister als zijn kabinet zijn op de hoogte. (4b) Zowel de politie als de brandweer staan klaar. (5) Zowel de president als de FBI moesten op hun tellen passen. Als minstens een van de delen van het onderwerp meervoud is, is alleen het meervoud correct, ongeacht de volgorde. (6) Zowel Jan als zijn broers komen naar het feest.
  • ter plaatse zijn